Historiek
van Bethanië |
||
De
geschiedenis van de priorij van O.L.V. van Bethanië is zeer nauw verbonden
met die van de Sint-Andriesabdij van Zevenkerken. Deze abdij werd in
1901 gesticht door Gérard van Caloen. Dom Nève, de volgende abt van
Zevenkerken droomde van vrouwelijke hulp in de missies van zijn Abdij
in Katanga. Het moesten benedictinessen zijn, tegelijk contemplatief
en toch bereid om het monastieke leven, nieuwe kloosters te stichten
in de missielanden. Dit was een nieuw gegeven in de monastieke geschiedenis
van vrouwenkloosters. In 1918 werd in de abdij van Zevenkerken een oorlogsziekenhuis
ingericht. Een groepje hulpverpleegkundigen kwam er de gewonden verzorgen.
Onder hen enkele Loppemse jonge dames zoals Paula Blomme en ook Anne
van Caloen. Dom Nève bleef intussen zijn droom koesteren en kon enkele
van deze meisjes warm maken voor het ideaal van "moniale-apostel". Bethanië kende een verdere uitstraling over vier continenten. De geschiedenis van de stichtingen is niet onbelangrijk. In Katanga maar ook in andere landen en continenten kwamen talrijke stichtingen tot stand: in Portugal (1936), Angola, Algerije (1945), Israël (1963) en Brazilië (1963). In 1968-69 kwamen ook in België twee nieuwe stichtingen tot stand en dit in de nasleep van het Tweede Vaticaans Concilie. De herstructurering van het kerkelijk leven en de overgang van het Latijn naar de volkstaal hadden immers tot gevolg dat het Nederlands ook in het gemeenschapsleven van Bethanië de voertaal werd. Het klooster "Monastère de l'Alliance" in Rixensart werd gesticht en korte tijd nadien de kleine priorij van Bossut in Waals-Brabant. Een kleine priorij blijft nog in Likasi maar de andere priorijen zijn nu inlands en autonoom geworden, maar blijven in onze Congregatie. Al die stichtingen blijven één grote familie vormen, de Congregatie van de Koningin der Apostelen. Zoals elke benedictijnse abdij en priorij maakt Bethanië daarnaast ook deel uit van een groter geheel, de benedictijnse Congregatie van Maria-Boodschap, waartoe o.a. ook Zevenkerken en Maredsous behoren. Deze grotere verbanden doen echter niets af van de zelfstandigheid van elke abdij of priorij. **Résumé
: Le Monastère ND de Béthanie a été fondé
par Dom Théodore Nève, de l'Abbaye st André Zevenkerke,en
1921. Il destinait ces moniales à être, comme les moines
des fondatrices de monastères. En effet l'abbaye st André
avait été fondée pour aider le Brésil, puis
s'était vu confier la mission de Katanga, au Congo. Tout naturellement
les moniales suivirent et partirent dès 1922 au Congo. Mais fonder
à ce moment, dans un pays qui ne connaissait pas la culture européenne
et sa modernité, supposait une grande patience et des oeuvres
d'approche. Le monastère de Lubumbashi comporte trois autres
prieurés simples; les moniales, toutes africaines, partent fonder
au Tchad en 2005. Le Portugal en 1936, fondateur en Angola, puis l'Algérie
en 1945, fondateur en Israël en 1963, demandèrent de se
joindre aux moniales de Béthanie. Un petit monastère fut
fondé en 1948 près de Bruxelles qui émigra après
le Concile dans le Brabant Wallon : le monastère de l'Alliance
à Rixensart en 1968. |
||